Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk (Brussel, 19 februari 1817 – Apeldoorn, 23 november 1890), Prins van Oranje-Nassau, was koning der Nederlanden en groothertog van Luxemburg van 1849 tot zijn dood in 1890. Hij was ook hertog van Limburg van 1849 tot de opheffing van het hertogdom in 1866.
Willem was de zoon van koning Willem II en Anna Paulowna van Rusland. Na de troonsafstand van Willem I in 1840 werd hij de Prins van Oranje. Na de dood van zijn vader in 1849 volgde hij hem op als koning der Nederlanden.
Willem was in 1839 met zijn nicht Sophie van Württemberg getrouwd. Zij kregen drie zonen: Willem, Maurits en Alexander. Deze kinderen stierven allemaal eerder dan hun vader. In 1879 trouwde hij met Emma van Waldeck-Pyrmont. Zij kregen één dochter, Wilhelmina, die hem opvolgde.
Jeugd
Hij werd geboren in Brussel, als zoon van de latere koning Willem II en Anna Paulowna, de zuster van de Russische tsaar Alexander I. De geboorte vond plaats in de Wetstraat, in een zijvleugel van het gebouw van de toenmalige Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden.[bron?] [1] Hij kreeg, zoals alle toenmalige koningskinderen, de naam Willem mee.
Eerste huwelijk
Willem trad op 18 juni (Waterloodag) 1839 in het huwelijk met zijn volle nicht Sophie van Württemberg, de dochter van koning Willem I van Württemberg en Catharina Paulowna.[2] Het werd een slecht huwelijk, mede door Willems nauwelijks verholen buitenechtelijke affaires en seksuele uitspattingen. De weinig tolerante en zeer ambitieuze houding van zijn echtgenote deed de rest. In 1851 werd door zijn schoonfamilie een poging gedaan het huwelijk te ontbinden. Dat mislukte, en sindsdien leefde het paar gescheiden van tafel en bed. Uit het huwelijk kwamen drie zoons voort
Tweede huwelijk
In de jaren zeventig van de 19e eeuw kwam het tot een breuk tussen Willem III en zijn oudste zoon. Deze wilde trouwen met gravin Mathilde van Limburg Stirum, maar de koning weigerde zijn toestemming. Hij stond op een vorstelijk huwelijk voor de kroonprins. Ook de regering kon hem niet vermurwen. De jonge Willem vertrok naar Parijs om er zich over te geven aan de genoegens die die stad te bieden had. Ook van de jongere zoon Alexander was geen huwelijk te verwachten.
Na het overlijden van Sophie in 1877 had Willem de mogelijkheid om weer een huwelijk te sluiten. Aanvankelijk koos hij voor een morganatisch huwelijk met zijn geliefde van dat moment, Emilie Ambre, een Parijse operazangeres, die hij al had geïnstalleerd op Huize Welgelegen te Rijswijk, en die hij had voorzien van de titel "Comtesse D'Ambroise". Het voornemen leidde tot heftige conflicten met de regering, en de koning zag uiteindelijk van het huwelijk af.[3]
Uiteindelijk wisten ministers hem te bewegen een vorstelijke echtgenote te zoeken. De eerste kandidaat voor een huwelijk met de bejaarde monarch was de 25-jarige Deense prinses Thyra, maar die wilde niet. Tweede keus was een dochter van de verdreven koning van Hannover, maar ook die weigerde. Vervolgens trachtte hij zijn nicht Elisabeth van Saksen-Weimar te huwen, een dochter van zijn zuster, maar ook zij bedankte voor de eer.[4] Daarna reisde Willem op advies van zijn zuster naar Arolsen, waar de vorst George Victor van Waldeck-Pyrmont meerdere huwbare dochters had. De moeder, prinses Helena van Nassau-Weilburg, stelde haar dochter prinses Pauline voor. Het klikte echter meer met haar drie jaar jongere zuster Emma, die op dat moment 20 jaar was, waarna zij besloten te trouwen.[bron?] Op 30 september 1878 werd de verloving bekendgemaakt.[5] De 61-jarige Willem trouwde op 7 januari 1879 te Arolsen. De festiviteiten ter gelegenheid van het huwelijk werden in Nederland al snel afgebroken wegens het overlijden van 's konings broer prins Hendrik op 13 januari.
Deze had bij het huwelijk als getuige op moeten treden, maar moest wegens een aanval van mazelen verstek laten gaan.
Uit het huwelijk van Willem en Emma zou één kind geboren worden
Constitutionele rol
Willem III had grote moeite met de beperking van de koninklijke macht, zoals deze onder het bewind van zijn vader in 1848 met de grondwetswijziging van Thorbecke tot stand was gekomen. Een koning behoorde naar zijn mening 'vast als een rots' zelf te regeren. Uit protest tegen de grondwetswijziging vertrok de troonopvolger naar Engeland, waar hij verbleef toen zijn vader in 1849 plotseling overleed. De eerste twintig jaar van zijn regering kenmerken zich door weerstand tegen de constitutionele monarchie, waarbij de koning zich overigens telkens conformeerde.
Een voorbeeld van de eigenzinnige constitutionele rol die de koning aanvankelijk speelde is de commotie rond de Aprilbeweging in 1853. Het zittende kabinet onder leiding van Thorbecke had een neutraal antwoord voorgesteld. De scheiding van kerk en staat betekende immers dat de regering geen zeggenschap zou hebben over de wens van de katholieken om zich in bisdommen te organiseren. Toen Willem III in Amsterdam een anti-rooms-katholieke petitie kreeg aangeboden hield hij een gloedvolle rede, die de hoogopgelopen gemoederen overigens ook onmiddellijk deed bedaren. Omdat de koning niet bereid was terug te komen op zijn weigering om het regeringsstandpunt uit te dragen, trad de ministerraad af.
Luxemburgse kwestie
In 1866 viel de Duitse Bond uiteen en kwam de Noord-Duitse Bond tot stand, waarvan het groothertogdom Luxemburg en het hertogdom Limburg geen deel meer zouden uitmaken. Willem was bereid Luxemburg aan keizer Napoleon III van Frankrijk te verkopen, met stilzwijgende instemming van de Pruisische premier Bismarck. Toen deze transactie echter in de openbaarheid kwam, verklaarde Bismarck dat verkoop als reden tot oorlog beschouwd zou worden. Op het Congres van Londen van 1867 ter regeling van de Luxemburgse kwestie werd overeengekomen dat Luxemburg patrimoniaal eigendom van het huis (Oranje-)Nassau zou blijven, echter wel als politiek neutraal gebied. De Pruisische troepen werden dan ook teruggetrokken uit de vesting en de burcht van Luxemburg werd afgebroken. In 1868 kreeg Luxemburg een nieuwe grondwet.
voor volledige informatie in andere talen