Het sint-maartensfeest wordt op 11 november, of soms de avond ervoor, gevierd in sommige streken van Nederland, Vlaanderen, Noord-Frankrijk, sommige Duitstalige gebieden, Hongarije en op Sint Maarten.
Het is de naamdag van Martinus van Tours en wordt ook wel Sint-Martinus, Sinter Merte of Sinte-mette genoemd. De invulling die aan dit feest gegeven wordt verschilt van streek tot streek.
Geschiedenis
Over de ontstaansgeschiedenis van het feest wordt veel gespeculeerd. Vaak wordt verondersteld dat het feest teruggrijpt op een Germaans winterfeest, maar ook een zuiver kerkelijke oorsprong is mogelijk. Wel duidelijk is dat de ontwikkeling tot een algemeen, door alle gezindten gevierd, volksfeest tamelijk recent is.
Oorsprong
De Schotse antropoloog James Frazer veronderstelt een heidense oorsprong van het feest: het ronddragen van het (heilige) vuur zou een voorchristelijk vruchtbaarheidsritueel zijn, wijdverspreid over West-Europa. Het heidense ritueel zou dan door de kerk zijn overgenomen, vooral om het vertrouwen van de bevolking te winnen.[1] Andere onderzoekers stellen echter dat er niets heidens aan het feest valt op te merken. Het feest zou door de kerk zijn geïntroduceerd. In het Lucasevangelie staat de tekst: Niemand steekt een lamp aan en zet die in de kelder of onder de korenmaat, maar op de standaard, opdat wie binnentreden het licht zien (Lukas 11:33 e.v.). Deze regels werden vaak op 11 november voorgedragen en in de mis besproken dit zou voor de bevolking aanleiding zijn geweest voor een lichtjesfeest. Moderne onderzoekers houden vaak het midden tussen beide standpunten. Sint-Maarten is een bedelfeest, en bedelfeesten waren nodig in de moeilijke wintermaanden. Bedeloptochten zoals met Sint-Maarten werden en worden (in Vlaanderen en sommige delen van Nederland) ook gehouden met Driekoningen of met Nieuwjaar, en ook het sinterklaasfeest heeft kenmerken van een bedelfeest.
Ontwikkeling in de 20e eeuw
Als bedelfeest was Sint-Maarten lange tijd een feest voor de armen. Rijke burgers zagen hun kinderen er liever niet aan mee doen. Pas in de jaren '20 en 30 van de 20e eeuw veranderde deze houding. Het Sint-Maarten werd toen juist gezien als een mooie, eigen traditie, die behouden moest worden.
Omdat 11 november na de Eerste Wereldoorlog ook de dag werd waarop deze oorlog werd herdacht, is wel geprobeerd het feest een wereldlijke lading mee te geven. Het zou dan een vredesfeest moeten zijn. Dit heeft men uiteindelijk niet doorgezet. Het feest is, vooral in Nederland, juist vrij van enige religieuze of politieke lading, wat zeker bijdraagt aan de grote populariteit ervan.
In Vlaanderen is het vieren van Sint-Maarten beperkt tot de genoemde regio's, en hierin lijkt geen verandering te komen. Het is eerder zo dat het feest steeds minder wordt gevierd, met name in Belgisch Limburg, waar vroeger veel meer sint-maartensvuren moeten zijn voorgekomen. In Nederland is de situatie omgekeerd: in de 20e eeuw is het feest alleen maar populairder geworden, en steeds meer regio's organiseren vieringen. Typisch is de geleidelijke opkomst van het gebruik in Amsterdam (zie boven). Ook in de regio's waar het feest oorspronkelijk al werd gevierd is de traditie nog zeer levend.
Nederland
In Nederland komt de viering voor in delen van het land. In Utrecht, waar Sint-Maarten de schutspatroon van is, is een Sint-Maartensberaad opgericht om Utrecht als Sint-Maartenstad te promoten.
Niet in iedere streek lijkt de traditie even sterk te leven; in Limburg, Noord-Holland en Groningen werd in 1997 vastgesteld, dat in deze provincies de sint-maartensviering nog vrij actueel was. In de provincies Friesland, Drenthe en Noord-Brabant bleek een vermeerdering van vieringen te zijn waargenomen. In mindere mate wordt Sint-Maarten gevierd in Zuid-Holland en Zeeland en in delen van Overijssel, Flevoland en Gelderland.
Dat het feest niet verdwijnt, maar zich integendeel verder verspreidt, wordt geïllustreerd door de ontwikkeling in Amsterdam. Het feest werd hier al honderden jaren niet meer gevierd, tot het in de laatste decennia van de 20e eeuw in de buitenwijken opdook onder invloed van omliggende gemeenten in de meer agrarische gebieden. In de jaren 1990 verschenen in de Weteringbuurt en aan de Amsterdamse grachten weer de eerste lampionnen.
Aan de overkant van 't IJ, in Amsterdam-Noord, werd tot na de Tweede Wereldoorlog 'Sinteremaarten' gevierd met een tot lampion uitgesneden koolraap, suikerbiet of voederbiet, overeenkomstig de Duitse Rübengeistern; raapgeesten, of de oorspronkelijke Ierse Jack-o'-lantern, onderdeel van de oeroude tradities van dankfeesten voor Licht, Warmte, Gewas en Oogst. Inmiddels is het sint-maartenlopen in vrijwel geheel Amsterdam een levende traditie.
voor volledige informatie in andere talen